College Amsterdam onderschat coronacrisis en trekt exploitatievergunningen in

Als gevolg van de coronacrisis wordt het MKB als geheel hard geraakt en sommige sectoren in het bijzonder. Zo is de passagiersvaart op de Amsterdamse grachten met de persconferentie van 15 maart tot 1 juni stilgelegd. De Rijksoverheid is met man-en-macht aan het werk om de getroffen sectoren overeind te houden, maar het college van Amsterdam is onverbiddelijk en trekt de exploitatievergunningen voor passagiersvaart in. Ze lijkt daarmee de effecten van de coronacrisis ernstig te onderschatten.

Branche verzoekt tot uitstel nieuw vaarbeleid

De Amsterdamse rederijen moeten alle zeilen bijzetten om overeind te blijven en de banen zien te behouden van honderden werknemers. Tegen deze achtergrond verzond de branche een brief aan het college met het dringende verzoek tot uitstel “van de omzetting van de bestaande exploitatievergunningen en de inschrijving voor nieuwe exploitatievergunningen passagiersvaart“. Met de intrekking van de exploitatievergunningen starten namelijk kostbare juridische procedures en met de voorbereiding op de inschrijving voor de verloting van de vergunningen zijn hoge kosten gemoeid. Daar komt bij dat het intrekken van exploitatievergunningen betekent dat deze bedrijven de exploitatie van hun boten op korte termijn moeten staken terwijl de verdiencapaciteit noodzakelijk is om de crisis te boven te komen. Deze onzekerheid over de bedrijfscontinuïteit past niet bovenop de ontstane crisissituatie en het laat zich raden welk effect dit heeft op het verkrijgen van (overbruggings)krediet.

Op 7 april 2020 ontvingen de Amsterdamse rederijen een brief van het college waarin zij antwoord geeft op het bovenstaande verzoek. Hierin staat: “De omzetting van de (huidige) vergunningen van onbepaalde tijd naar vergunningen voor bepaalde tijd is nagenoeg afgerond … De definitieve besluiten worden in april verzonden“. Opvallend is dat het college vasthoudt aan het proces dat nu eenmaal in gang is gezet en inhoudelijk voorbijgaat aan de nieuwe situatie.

Onderbouwing vaarbeleid achterhaald

Eerder op dit blog verscheen het artikel Rondvaartfiasco 2.0 in aantocht waarin is uitgelegd dat het college ‘drukte’ in de binnenstad aandraagt als het voornaamste probleem dat noopt tot het beperken van het aantal vergunningen. De Nota Varen Deel 1 gaat over beleid op de lange termijn, maar in de onderbouwing is uitsluitend uitgegaan van een situatie in een korte periode van hoogconjunctuur. Daarmee heeft het college het risico genomen dat de onderbouwing niet is opgewassen tegen veranderde omstandigheden en die omstandigheden zijn in de afgelopen paar maanden in rap tempo veranderd.

Vast staat dat het nu niet druk is op de grachten en de vraag is welke langetermijneffecten de coronacrisis heeft op de vraag naar passagiersvaart in Amsterdam. Hoe lang duurt deze crisis? Hoe diep wordt de recessie? Hoe ziet het economisch herstel eruit? In welke mate gaan mensen weer met elkaar op een boot zitten nadat ze langdurig angst hebben gehad besmet te worden met een dodelijk virus en op sociale afstand hebben gestaan? Wat zijn de prognoses ten aanzien van het herstel van internationaal vliegverkeer en het bezoek aan Amsterdam? Deze vragen zijn voor zover bekend niet beantwoord, maar hebben wel een sterke correlatie met ‘drukte’. Al zou je al meegaan met de stelling dat er sprake was van een situatie waarbij drukte noopte tot het beperken van de vrije markt dan is die stelling op dit moment achterhaald. In hoeverre de beperking van de vrije markt in de toekomst noodzakelijk zal zijn weet niemand en is in het licht van de nieuwe omstandigheden niet onderzocht. Het is goed voorstelbaar dat er nog jaren overheen gaan voordat de vraag naar passagiersvaart is herstelt, als deze al herstelt.

Een ander voorbeeld is het feit dat de looptijd van de nieuw uit te geven vergunningen zijn gebaseerd op de terugverdientijd van investeringen in te gebruiken passagiersvaartuigen. Ook in de onderzoeken die hieraan ten grondslag liggen is uitgegaan van bedrijfsvoering tijdens hoogconjunctuur en deze scenario’s kunnen in alle redelijkheid niet langer als representatief worden beschouwd.

Ook dreigt er een probleem in de marktordening te ontstaan. In een vrije markt passen ondernemingen hun aanbod, in dit geval de vaartuigen, continue aan op de veranderende marktomstandigheden. Het college beperkt echter het aantal vergunningen én sluit de beschikbare vergunningen op in een marktsegment. Deze marktindeling is vastgelegd op basis van een momentopname voordat de COVID-19 epidemie uitbrak. Als de 1,5 meter economie langdurig in de samenleving moet worden geïntegreerd geldt dat ook voor inzet en inrichting van de passagiersvaartuigen. Ook als de 1,5 meter regels minder strikt worden is het goed voorstelbaar dat eisen die passagiers stellen structureel zijn veranderd. Doordat het college de aanbieders van passagiersvaart beperkt in het zich kunnen aanpassen aan nieuwe omstandigheden is een mismatch tussen vraag en aanbod een reëel risico.

College trekt exploitatievergunningen in

Op 5 juni 2020 ontvingen de Amsterdamse rederijen het besluit dat hun exploitatievergunningen ambtshalve worden gewijzigd van onbepaalde naar bepaalde tijd en dat deze in de aankomende jaren zullen aflopen. Het college komt de branche wel enigszins tegemoet en schrijft: “Vanwege de grote impact van de crisis rondom het Covid-19 virus op de rondvaartbranche heeft het college op 12 mei 2020 besloten om te looptijd van de huidige vergunningen met 2 jaar te verlengen“. Uit rondgang langs diverse rederijen blijkt echter dat met twee jaar extra varen de verliezen die nu geleden worden niet terugverdient kunnen worden, zelfs niet als de markt zich zeer snel zou herstellen. Ook blijkt dat er aanzienlijke schulden worden aangegaan om de rederijen overeind te houden. Schulden waar langlopende verplichtingen tegen overstaan, veel langer dan 2 jaar.

Tegenstrijdig overheidshandelen

Het feit dat het college ondanks de COVID-19 crisis de exploitatievergunningen intrekt doet vermoeden dat zij de effecten van de coronacrisis ernstig onderschat. De aard en de omvang van de coronacrisis vraagt om aanvullend onderzoek en het lef om als het getij verloopt de bakens te verzetten. Het vraagt om een betrokken overheid waarbij de lokale en de Rijksoverheid samenwerken. In dat opzicht staan de forse stimuleringsmaatregelen van de Rijksoverheid, zoals de veelvuldig aangevraagde NOW, haaks op het intrekken van de vergunningen door het college. Op deze wijze worden er grote sommen belastinggeld in de rederijen gepompt om deze overeind te houden terwijl het college gelijktijdig dezelfde bedrijven grote schade berokkend en tot het maken van hoge kosten dwingt.

Beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald